
Ademruimte voor de allerkleinsten
Sommige baby’s die veel te vroeg ter wereld komen, hebben moeite met ademhalen. Artsen weten vaak pas na weken of er blijvende longschade (BPD) ontstaat. Onderzoeker Michelle Romijn zoekt naar een manier om dat al veel eerder te voorspellen.

Het is een vervelende longziekte die alleen voorkomt bij te vroeg geboren baby’s: bronchopulmonale dysplasie (BPD). ‘Bij ongeveer dertig procent van de kinderen die meer dan tien weken te vroeg worden geboren, ontstaat BPD,’ zegt dr. Michelle Romijn van het Amsterdam UMC. Van Longfonds ontving zij de Rutgers Kickstart Subsidie voor dit onderzoek. ‘De oorzaak: hun longen zijn nog niet af. Beademing, infecties of andere problemen in de eerste weken kunnen die ontwikkeling verstoren.’ Later in hun leven blijven deze kinderen vaak kwetsbaar. Hun longen werken minder goed, ze hebben sneller last van benauwdheid en sporten kost extra moeite. Ook hebben ze een grotere kans op ziektes zoals COPD – zelfs als ze nooit hebben gerookt.

‘Ons voorspelmodel geeft aan welke kinderen BPD ontwikkelen’
Nieuw hulpmiddel
Nu duurt het gemiddeld twee maanden voordat artsen weten of een baby BPD heeft. Dat komt doordat ze checken of een kind 28 dagen extra zuurstof nodig heeft gehad, of ondersteuning bij het ademhalen. Romijn: ‘Het eerder vaststellen van de ziekte is lastig omdat we nog niet goed kunnen voorspellen welke kinderen BPD zullen ontwikkelen. We willen dat veel eerder kunnen zien, want dan kunnen we beter behandelen. Daarom maken we een voorspelmodel dat binnen de eerste twee weken aangeeft welke kinderen een groter risico hebben.’ Dat model kijkt naar drie dingen:
- Stoffen in de uitgeademde lucht die BPD voorspellen.
- Bloedwaardes die iets zeggen over de werking van de bijnier.
- Eigenschappen van het kind, zoals geslacht (jongens lopen iets meer risico dan meisjes), zwangerschapsduur (tussen 24 en 30 weken), geboortegewicht en ademhalingsondersteuning.
Gegevens verzamelen
Michelle Romijn legt uit hoe het onderzoek werkt. ‘In vier ziekenhuizen in Nederland gaan we 350 te vroeg geboren kinderen volgen. We onderzoeken hun bloedwaardes, de uitgeademde lucht en persoonlijke gegevens. Dat doen we op vier momenten: direct na de geboorte, op dag drie, dag zeven en dag veertien. Zo kunnen we de ontwikkeling goed volgen en steeds beter voorspellen wie risico loopt op BPD.’ Met deze methode hopen de onderzoekers dat kinderen met een hoog risico sneller en gerichter behandeld kunnen worden. En dat baby’s met juist een laag risico niet zomaar medicijnen krijgen die misschien schadelijk zijn.
Leerproblemen voorkomen
Op dit moment krijgen kinderen met BPD, of met een hoog risico op BPD, vaak corticosteroïden. Michelle Romijn: ‘Deze medicijnen remmen ontstekingen in de longen en helpen om sneller van de beademing af te komen. Maar er kleven ook nadelen aan: de medicijnen kunnen de hersenen schaden, net zoals BPD dat kan doen. Het liefst willen we BPD helemaal voorkomen, want dat betekent dat we ook latere problemen kunnen vermijden. Niet alleen in de longen, maar ook in de hersenontwikkeling. Denk daarbij aan bijvoorbeeld pas laat gaan kruipen of lopen en leerproblemen op school.’
Op weg naar betere zorg
Het nieuwe voorspelmodel is daarvoor een belangrijke eerste stap. ‘Het geeft artsen niet alleen eerder duidelijkheid, maar maakt ook nieuw onderzoek mogelijk. We kunnen dan beter kijken: wat is de beste behandeling voor deze kinderen? Kunnen we de huidige behandelingen verbeteren, of is er misschien een meer veilige en betere behandeling?’ Door nu eerst de groep kinderen te kiezen die het meeste risico hebben op BPD, hopen de onderzoekers dat ook de behandeling beter kan worden. Voor ouders van te vroeg geboren kinderen betekent dit onderzoek meer duidelijkheid in een spannende en onzekere tijd. Romijn: ‘Ons uiteindelijke doel is dat minder kinderen BPD krijgen, dat hun longen zich beter ontwikkelen en dat ze zo vrij mogelijk kunnen ademen – zowel nu als later in hun leven.’
Tekst: Judith Langeland